Nog
niet zo lang geleden werden op
het NDSM terrein in Amsterdam-Noord schepen
gebouwd. Grote, trotse
schepen
waren daarbij, uitgerust met dieselmotoren die
genoeg pk’s hadden om
het eiland
Texel van zijn fundamenten te trekken. Zo groot
waren de boten dat ze
als het
ware met een schoenlepel door het Noordzeekanaal
richting IJmuiden
geperst
moesten worden. De zware scheepsbouw is verdwenen
uit Amsterdam. En uit
Nederland. De Koreanen en de Taiwanezen kunnen het
tegenwoordig beter,
zeggen
ze hier in Noord, op een toon die sarcasme
verraadt, en pijn in het
hart.
De
grote scheepsbouw mag zijn
verdwenen van het NDSM terrein, de industriële
romantiek die
rondom het
havencomplex hangt trekt van heinde en verre
creatieve mensen aan. En
ook bedrijven
die opereren in de wereld van mode en media. De
NDSM werf geldt als de
grootste
culturele broedplaats van Amsterdam. Er werken
honderden kunstenaars,
theatermakers, architecten, filmers en
mediamensen. Noord bruist ineens
weer. In
hectisch tempo worden er plannen gesmeed. Wilde
plannen soms, die
wellicht
nooit het aardse stadium van verwerkelijking
zullen bereiken, maar
leuke
plannen blijven het. Zoals die voor een
hiphopschool. En het vermetele
project ‘God
en Gas’, een spiritueel bid- en tankstation, waar
plantaardige diesel
kan
worden getankt in een ambiance waarin mobiliteit
en meditatie
harmonieus
samengaan.
MediaWharf
is de nieuwe naam van
het voormalige havencomplex, waarvan de blikvanger
het nieuwe
hoofdkantoor van
MTV Networks Benelux is. Op het NDSM terrein is
ook de aanlegplaats van
de
pontverbinding met het Centraal Station van
Amsterdam. Wie vanaf de
kade een
wandelingetje maakt over het terrein, en zijn weg
vervolgt in
westelijke
richting, komt terecht in een gebied dat
grotendeels nog braak ligt.
Spoedig zal
het hier vol staan met bedrijfsgebouwen. Een paar
zijn er al klaar. Pal
aan de
IJ-oever, tegenover een droogdok waar vermoeide
oceaankruisers gelaten
hun
driejaarlijkse facelift ondergaan, staat een
gebouw dat de aandacht
trekt.
Passerende wandelaars en fietsers heffen hun arm
op om de digitale
camera zijn
werk te laten doen.
Waarom
het gebouw opvalt? Door het
ontbreken van tekst op de gevel bijvoorbeeld. De
buren, ja, die weten
hoe het
hoort. Op de muur van het pand van de buren staat
met grote letters ‘De
Ballonnerie’. De voorbijganger krijgt daardoor het
geruststellende
gevoel te
weten wat voor vlees hij in de kuip heeft. In het
gebouw van ‘De
Ballonerie’
wijden mensen hun leven aan het opvrolijken van
het Nederland door
handel in
ballonnen, dat is duidelijk. Maar wat gebeurt er
in het statige,
roodbruine,
van baksteen opgetrokken pand ernaast? Waartoe
dient het torentje op
het dak?
De ramen van het gebouw zijn schijnbaar op
willekeurige plaatsen in de
gevel
geprikt. Ze vormen een dynamische ruimtelijke
compositie. Het gebouw
heeft
trouwens relatief weinig raam. Of veel muur, dat
kun je ook zeggen. Wat
verder opvalt,
is de aandacht voor details. De bakstenen waarvan
de gevels zijn
gemetseld
hebben een bijzondere structuur en tekening -
‘designerbakstenen’ zou
je ze
kunnen noemen. De in architectuurkringen breed
gesteunde anti-baksteen
lobby
wordt hier opzichtig genegeerd.
De
kleurschakering in de gebruikte
baksteen vormt het palet waaruit ook de kleuren
van andere
gevelelementen zijn
gekozen. Zilvergrijs voor de monumentale voordeur
bijvoorbeeld, en
robijnrood
voor de kozijnen. Het gebouw roept associaties op
met een fort. Maar
dan wel
een fort dat geen aanvallen verwacht vanuit de
lucht. Want wie eenmaal
binnen
is, ziet dat een groot gedeelte van het dak is
weggelaten. Als je
vanuit de
binnentuin recht omhoog kijkt, kan je de sterren
zien - ’s nachts dan,
en bij
helder weer. De kantoren en expeditieruimtes
voegen zich als een dikke
winterjas
om de open binnenruimte heen. De binnengevels zijn
afgewerkt met wit
gebeitst
vurenhout. Het gebouw barst van de balustrades en
balkons. Vanaf het
dakterras,
dat voor alle gebruikers van het gebouw
toegankelijk is, is er uitzicht
over
het IJ en de bijbehorende scheepsbewegingen.
Hmm…lekker luxe is het
wel: een bedrijfsruimte
met eigen daktuin, bereikbaar per zoemende lift.
Hoewel,
bedrijfsruimte? Het interieur
van het gebouw is ontworpen met een aandacht voor
detail, compositie en
gebruikscomfort
die in een residentiële omgeving eerder te
verwachten is.
Het
gebouw brengt veel schijnbare
tegenstellingen samen. Om te beginnen heb je de
‘ruwe bolster blanke
pit’
antithese. Een relatief gesloten, monolithische
buitenkant met
daarbinnen een
open, van binnentuinen, dakterrassen en houten
gevels voorzien
interieur. De
volgende tegenstelling die tot eenheid is gebracht
is die tussen de in
elkaar
overlopende functionaliteiten. Expeditieruimten
gaan soepeltjes over in
kantoren, die wat aandacht voor esthetische
kwaliteit ver uitstijgen
boven wat
je in een run of the mill
bedrijfsgebouw
kan verwachten. Hoog tijd voor wat vragen aan John
den Besten, van het
bureau
Karelse en den Besten uit Rotterdam. John is de
ontwerper van het
gebouw.
Het gebouw
wekt de associatie met
een fort, het heet zelfs ‘Fort
Cortina’ (naar het bedrijf dat de opdracht gaf
voor de bouw). Het lijkt
dus een
bewuste keuze. Kun je iets vertellen over de
achtergrond daarvan?
“Ik
heb natuurlijk nooit gedacht
‘laat ik eens een fort nabouwen’. We wilden een
gesloten buitenkant,
een harde
schil zogezegd, als bescherming voor de gebruikers
tegen de ruwe,
industriële
omgeving. Die buitenkant moest zo strak mogelijk
zijn, met hier en daar
wat gaten,
in een intuïtief patroon. De associatie met een
fort is pas later
ontstaan, en
ja, het gebouw heeft een onmiskenbaar gelijkenisen
met sommige oude
vestingen
in Noord-Afrikaanse landen. Dat komt ook door de
ogenschijnlijk ruwe,
gevlekte,
roodbruine baksteen. Mensen gingen het gebouw een
fort noemen en ik
vond het
prima, ik hou wel van metaforen. En om de analogie
nog even vast te
houden, de
binnenkant van het gebouw, het hart, is
geïnspireerd op
Marokkaanse ommuurde
stadswoningen. Maar er zijn ook andere
inspiratiebronnen. Een klooster
bijvoorbeeld, een ommuurde plek met een open hart
waar ruimte is voor
meditatieve omzwervingen. De verticale ramen in de
patio doen denken
aan
pilaren in een kloosterrondgang, waar alles
gericht is op contact met
de hemel.
Maar laat ik niet alleen de nadruk leggen op de
serene kanten van het
gebouw.
We hebben het gebouw vooral ontworpen om de zinnen
te prikkelen. Om
opgemerkt
te worden. Om vragen op te roepen bij de
toevallige passant: ‘Wat staat
dáár
nu? Hoe hebben ze dat gemaakt?’”
Toch zal
menigeen in het gebouw
ook kenmerken ontwaren van
klassiek Nederlands Modernisme: Rietveld, Jan
Duiker, J.J.P. Oud,
Dudok. Is dat
fout gezien? Hoe zou je de architectuur van
het gebouw kenschetsen?
“Modernisme
zit in onze genen. Dat
zal vast ook wel aan dit gebouw te zien zijn.
Modernisme had een
economische
drijfveer. Architectuur die ontdaan is van
ornamenten en opsmuk komt
goed van
pas als er snel en economisch gebouwd moet worden.
Dat was hier niet
aan de
orde. Modernisme mag dan zijn invloed hebben gehad
op het ontwerp, ik
hecht
meer aan de verschillen ermee. Modernisten
gebruikten het liefst
strakke wit-gestucte
gevels. Daar heb ik een hekel aan. Ook omdat dat
soort gevels de tijd
slecht
doorstaan. Ze scheuren en ze schimmelen. Juist
daarom heb ik voor
baksteen
gekozen. Ik zou de architectuur van het gebouw
willen kenschetsen als
architectuur die op de drempel staat. Afkomstig
uit het Modernisme maar
open
voor invloeden uit andere culturen. Het streven
was om met ‘oude’
bakstenen
toch een modern bedrijfsgebouw te maken, strak
maar met een
persoonlijke
invulling.”
Vertel
meer!
We
wilden architectuur die niet
alleen functioneel is maar ook appelleert aan de
verbeelding. Een
menselijke
architectuur die een beroep doet op onze
zintuiglijke waarneming. Die
ons
verwondert en laat dromen. Die associaties
mogelijk maakt die
uitstijgen boven
de materiele realiteit. Architectuur met een ziel,
die ons verbindt met
vorige
generaties, die tradities respecteert, daarop
voortborduurt met gebruik
van
moderne technologie. Architectuur die zoveel
mogelijk is verbonden met
de
menselijke maat. Die zichzelf niet repeteert, maar
zich voegt naar
veranderingen. Wars van regelmaat, met gevoel voor
intuïtie.”
Een aardse
vraag: Stel je ziet
het gebouw in een flits los
van zijn omgeving. Je zou dan niet zomaar even
uit je mouw kunnen
schudden wat
de functie ervan is. Is het een villa? Nee, te
groot. Is het een
kantoor- of
appartementenverzamelgebouw? Nee, te
veelvormig. Een bedrijfsgebouw?
Nee, te
minutieus vormgegeven. Graag toelichting
op het gekozen concept. En vanwaar die drive
om een bijzonder gebouw
neer te
zetten?
“Wonen
en werken zijn bezigheden
die in onze 24-uurs economie steeds meer verweven
raken. Dit gebouw is
daar een
weerslag van. De werknemer moet zich in zijn
werkomgeving thuis voelen,
in de
letterlijke betekenis van het woord thuis. Daarom
hebben de kantoren
verspringende
vloeren en hoge plafonds. Dat maakt het mogelijk
om ruimten te
creëren van
grote diversiteit. De buitengevel weerspiegelt de
veelvormigheid van de
ruimten
die zich daarachter verschuilen. Dat streven, het
zich letterlijk thuis
voelen
in een werkomgeving, heeft invloed op het
uiterlijk van het gebouw. Met
als
gevolg dat Fort Cortina inderdaad niet in één
oogopslag
in een categorie te
plaatsen is. Het is geen typische expeditieschuur.
En ook geen typische
witteboorden-sweatshop, waarin
kantoormensen zuchtend wachten op hun pensioen, in de hoop dat
hun financiele armslag
straks
ver genoeg rijkt voor een
tevreden levensavond, gewijd aan het kweken van
siergewassen en
inheemse
tuinkruiden op hun landje in het
volkstuinencomplex ‘Nieuwe
Levenskracht’ in de
Watergraafsmeer.
Daarnaast
hebben we er alles aan gedaan
om een landmark te creëren.
De
geweldige locatie, aan de oever van het IJ,
met uitzicht op de havens
en
schepen, vroeg als vanzelf om een bijzonder
gebouw. We droomden van een
Marokkaans fort met een toren om je in te
verschansen. Gelukkig deelden
alle
betrokkenen onze visie. Opdrachtgever en de
deelraad van
Amsterdam-Noord
incluis.”
Het
dakterras is groot genoeg
voor een streetdance festival.
Wat gaan daar voor spannende activiteiten
plaatsvinden?
“Het
dakterras speelt met de
zogeheten sedumbeplanting een belangrijke rol in
de klimaatbeheersing
van het
gebouw. Het isoleert en reguleert. Tussen de
plantjes lopen paden en er
zijn
vier zitplekken gemaakt. We hebben geprobeerd om
het gebouw voor de
gebruikers
zo aangenaam mogelijk te maken.”
Zijn er
architecten of vormgevers
die een inspiratiebron
voor je zijn geweest?
“Steven
Holl, vanwege zijn spel
met licht, kleur en ruimte. Maar ook het
wooncomplex van Mecanoo aan de
Brouwersgracht in Amsterdam. De gevel daarvan
maakte een enorme indruk
op mij.
Dat je met baksteen zo’n prachtig, grafisch effect
kon bereiken, had ik
nooit
eerder gezien. Een mythische ervaring.”
Karelse & Den Besten hebben hun
sporen
verdiend op het
gebied van de grafische vormgeving. Prijzen
gewonnen, erkenning
geoogst. Hoe is
de kennismaking met de wereld van de
architectuur bevallen. Smaakt het
naar
meer?
Als
kind bouwde ik al mijn eigen
bouwsels met Bambino-stenen. Dus je kunt rustig
zeggen dat architectuur
altijd
al mijn belangstelling heeft gehad. (Lacht).
Maar zonder gekheid. Door goed te kijken ontdek je
vanzelf wat je mooi
vindt.
Bovendien zijn er veel raakvlakken met grafische
vormgeving. De
compositie van
de ramen en ruimten lijkt veel op de lay-out van
pagina’s. Het gaat om
ritme,
maat, contrast, spaties. Daarnaast was de ervaring
van het gehele
bouwproces
heel stimulerend. De opdrachtgever, Hans Dekkers,
vertrouwde op ons en
toonde
de wil om er samen iets moois van te maken. Daarna
vonden we steeds net
op tijd
precies de juiste personen om ons te helpen ons
project te realiseren.
Wij
waren gezegend.”
Bedrijfsgebouw ‘Fort Cortina’.
T.T. Vasumweg 150,
Amsterdam-Noord.
www.fortcortina.nl
Karelse
&
den
Besten
Eendrachtsweg 41
3012 LD Rotterdam
T 010 2131729